Het komt voor dat je jaren niet aan een persoon denkt, en plotseling duikt ze in je gedachten op. Of in je droom en daarna, bij het wakker worden, in je gedachten. Beelden komen boven, die je in je innerlijk bekijkt en beoordeelt. Scènes worden uitgespeeld, en je vraagt ze af of ze ooit gebeurd zijn. Of waar ze vandaan komen.
Daarna komen de woorden om de beelden te vatten en een vorm te geven. In mijn geval in de volgende zeventien regels:
Ook ik heb Pieternel
niet echt gekend
Ze was uit Brabant naar
de stad getrokken
Haar neusje en haar
weelderige lokken
Haar schalkse lach, haar
artistiek talent
Dat zij zo soepel Bart
verkoos als vent
En hij haar naar zijn
eiland wist te lokken
Daar waren allen toch
wel van geschrokken
Ze had zich, leek het, van
ons afgewend
Het gaat te ver dat we
ooit minnaars waren
Wordt het beweerd, het
is een vals gerucht
Dat kan ik in oprechtheid
echt verklaren
Toen op het strand, de
wind een zwoele zucht
Haar blote lijf, haar
lippen en haar haren
Het was een droom, daar
in de buitenlucht
Niets dan een zwoele
zucht
Een dwaas gerucht dat
niemand moet geloven
En waar geen hitte is
hoeft niets te doven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten