zaterdag 18 januari 2014

Het totale plaatje

Je hebt als dichter niet in de hand hoe je gedichten gelezen worden. Dat is geen verrassing, want als dichter heb je eigenlijk bijna helemaal niets in de hand. Je hebt dan ook geen flauw idee welke mentale processen in werking treden als een lezer op jouw blogpagina belandt. Sterker nog: of ze wel lezen wat je daar op hebt gezet. Zeker niet als je het gedicht probeert te onderbouwen met plaatjes. Of de boel probeert aantrekkelijker te maken door de combinatie van beeld en taal. In zo'n geval vullen praatjes geen gaatjes, daar zorgen de plaatjes dan voor. Welcome to the visual world, wordt de dichter op zo'n moment ironisch toegeroepen.

Dat overkwam me op de grens van het oude en nieuwe jaar, toen zwager Wout na bestudering van mijn vermanende waarschuwing aan Janet Jackson tot de conclusie kwam dat ik wel een borstenman moest zijn. Deze visuele gerichtheid was mij nog niet zo opgevallen, en ik had toch sterk de indruk dat het gedicht daar niet over ging. Maar ja, de plaatjes hè! Alsof ik hoogstpersoonlijk zelf de lichaamsdelen had uitgekozen die Janet wenste doorboord te hebben om ze daarna aan de hele wereld te kunnen tonen.

Echter: daarmee is de vraag of ik een borstenman ben nog niet beantwoord. Wat moet je toch  zeggen over het type man dat je bent? Blijkbaar dat het onderwerp leeft, ook zonder dat je er zelf bij stilstaat. Je kunt ook verontwaardiging veinzen, en volhouden dat alleen het karakter van vrouwen je interesseert. Maar het is niet de bedoeling om te gaan huichelen. Een dichter moet pijnlijk eerlijk zijn, en ook maar toegeven dat het niet voor niets is dat de goede God vrouwen in zo'n voortreffelijke vorm heeft geschapen en mannen heeft uitgerust met ogen.

Maar bovenal moet de dichter dichten. Ik zal daarom proberen het vraagstuk van mijn vrouwengerichtheid met behulp van sonnetten te behandelen. Voor mij, zo zal ik trachten duidelijk te maken, telt het totale plaatje. En om de verwarring te voeden zal ik mijn gedichten wederom illustreren met afbeeldingen. Dit keer weliswaar niet van levende vrouwen, maar van levensechte marmeren artefacten. Die trouwens heel goed gelukt zijn.


En als je voor me loopt: o jee, je billen
Ze springen in het oog, zo strak en rond
Ben ik een billenfetisjist? Terstond
Wil ik ze voelen, zonder tijdverspillen

Als ik je billen streel, ga je dan gillen?
Komen dan boze kreten uit jouw mond?
Of is mijn angst hiervoor soms ongegrond
En heb je geen problemen met mijn grillen?

Want grillen zijn het, ja, ik weet het wel
Maar toch: mijn fantasie, en zelfs mijn dromen
(Ben je verbaasd dat ik je dit vertel?)

Slaan echt op hol (en woest zelfs gaan ze stromen)
Als ik bedenk hoe ik jouw zachte vel,
Jouw billen in mijn handen heb genomen

Zover ben ik gekomen
Dat ik verslaafd ben aan jouw billen, ja
Dat ik ervoor zelfs op mijn knieën ga


De eerste klap is een daalder waard! Nu lijkt het uit te gaan draaien op een Ajax-Feyenoord. Je hebt scholen in taxonomie die de mannelijke wereld verdelen in borsten- en billenmannen, met een fetisjeringsdekkingsgraad van honderd procent. Geen man die aan zijn lot ontsnapt!. Het bovenstaande kan worden gezien als een sterke indicatie tot welk kamp ik behoor. Laat ik nog wat olie op het vuur gooien.


Wat een genot, jouw magistrale billen!
Als ik ze zie verlies ik mijn verstand
Dan wil ik, door emoties overmand
Ze strelen en ze stevig laten trillen

En wat ik af en toe nog meer zou willen:
Een potje billenkoek, met vlakke hand
Zodat (een beetje kinky op de rand)
Jij van de schrik heel eventjes gaat gillen

Heel even maar, want het is enkel spel
Om ongeremd jouw billen te vereren
De kunst is om het slinks te doen, en snel

Daarna wil ik jouw billen zacht masseren
Ik houd te veel van jou, dat weet je wel
En wil je raken, maar je niet bezeren

Wil je mijn liefde leren?
Keer je dan af, maar loop niet weg. En zeg
Dat ik mijn handen op jouw billen leg





Gelukkig ben ik niet voor één gat te vangen, hetgeen wel blijkt uit het volgende:


Jouw zoete lippen! Ja, gewoon je mond
Jouw lieve, lieve mond. Gewoon je lippen
Zo heerlijk zacht. Echt, daar kan niets aan tippen
Bij dag, bij avond, nacht of morgenstond

Want elke twijfel is hier ongegrond
Om slechts een enkel puntje aan te stippen:
Die blij gewelfde curve van jouw lippen
Dat maakt jouw mond toch echt een wereldmond

En hoe jouw mond, jouw lippen kunnen kussen
Dat zet de tijd, de tijd volledig stil
Dat geeft een hitte die niet valt te blussen

Dus is wel duidelijk wat ik graag wil
Met liefst heel weinig of geen tijd er tussen
Een koorts bijna, waarvan ik ril en tril

Of ik mijn honger stil
Zo vurig, teder hang ik aan jouw lippen
Jouw zoete mond, waaraan echt niets kan tippen


Evenmin kan mij een subtiel gevoel voor detail worden ontzegd:


Zeg lieve schat, hoewel het uiterst vreemd moet klinken
Ook mij verbaast het dat ik plompverloren hier
Dit zeggen ga, niet eens verleid door wijn of bier:
Je hebt een navel om champagne uit te drinken

Hoe naakt en onversierd! Ik zie geen piercing blinken
Maar eenvoud wint van overdaad en zonder sier
Roept ze me beelden op van schuldeloos vertier
Voor mij geen koel kristal om feestelijk te klinken

Begrijp hoe ik me hier als dichter kennen laat
Ik, driftverloren slaaf van mijn gezicht, mij kluister
Aan die begeerlijkheid als jij zo voor mij staat

Ik eis geen rechten op. Nee, sterker nog en juister:
Geen gulzigheid drijft mij. Door mijn onthechte staat
Verkrijgt jouw blote buik een haast sacrale luister

Zeg lieve schat, hoe duister:
Dat uiterlijk, vergankelijk en vol van schijn
Het stof ontstijgt en mij helpt waarlijk mens te zijn




En ook over de vraag hoe dit alles geïnterpreteerd zou kunnen of moeten worden heb ik zo mijn gedichten laten gaan. Vermoedelijk zijn vele conclusies te trekken, maar zelf denk ik dat ik veel te snel afgeleid ben om mezelf tot een helder type man te kunnen reduceren. Er zijn te veel onvermoede facetten die om aandacht vragen.


Maar of dit liefde is, of slechts mijn fascinatie
Wat maakt het uit? Want zelfs mijn oppervlakkigheid
Brengt mij er toe bij iedere gelegenheid
Het lot te danken voor jouw wezen en jouw gratie

De zachte welving van jouw bil, manifestatie
Van been dat overgaat in rug, van tastbaarheid
Van schoot die via buik in zachte lijflijkheid
De tweeling van jouw borsten biedt ter contemplatie

Maar eerst en steeds de spanning van het bovenbeen
Atletisch op het eerste oog, zo zacht van binnen
Vanaf de tere knie, gedragen door de scheen

Pilaar en beeld van de verwarring van mijn zinnen
Van steen zich vormend tot de dauw van mos en veen
Geboogd gebied dat mij de diepten laat beminnen

Mag hier mijn oog beginnen
En eigen maken zich de waarheid van de huid
De blik geleidt gevoel, het tasten lokt geluid