zondag 18 maart 2012

Jacob en Frits

Jacob van Maerlant wordt wel gezien als Neerlandts eerste dichter. Hij leefde in  de dertiende eeuw van ongeveer 1235 tot 1300, en daarmee een generatie eerder dan Dante, die van 1265 tot 1321 leefde. Zo beschouwd waren we er in Nederland vroeg bij met het dichten in eigen taal, en dat is toch wel een grappige constatering.

Overigens waren we natuurlijk al eerder begonnen. Al in de elfde eeuw komen we de poetische ontboezeming "Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu" (Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve jij en ik; waar wachten we nog op?) tegen. Maar dat kan gezien worden als een klein archeologisch overblijfsel, een pijlpunt van vuursteen, terwijl we bij Jacob al veel meer van een dichtpaleis kunnen spreken.

Niet alleen heeft hij veel meer dan slechts een paar bescheiden sporen nagelaten, hij dichtte ook nog eens stevig door. De teller blijft staan op meer dan 200.000 regels (verloren werk niet meegerekend). Korte regels weliswaar, maar als men ze overbrengt naar tweekoloms pagina's van vijftig regels elk dan ontstaat toch (plaatjes niet meegerekend) een boekwerk van 2.000 pagina's. IJver kan hem niet ontzegd worden.

Maar genoeg over kwantiteit! Aan Jacob Van Maerlant heeft Frits van Oostrom (met onze belastingcenten, dus Frits is een beetje van ons allemaal) een doorwrocht werk gewijd, waarin hij op magistrale wijze het leven en werk van Jacob aan ons openbaart. Dat is op zich geen nieuws, want dat deed hij al ergens in de jaren negentig van de vorige eeuw, en in 1996 kreeg hij er de AKO literatuurprijs voor. Maar onlangs is het boek opnieuw in een uiterst betaalbare versie uitgebracht, en zodoende ben ik het in de stationskiosk tegengekomen, ter gelegenheid van mijn dagelijkse forenzische werkzaamheden.

Whatever! Het is fascinerende kost. Met name door de kwaliteiten van de pen van Frits, die het vermogen bezit om prachtige zinnen moeiteloos op papier te krijgen. De literatuurprijs heeft hij niet voor niets gekregen. Hij balanceert als een groot magister op de grens van feiten en fictie, is uiterst speculatief bezig (wat hij ook zelf erkent) met schaars feitenmateriaal en goochelt van de ene aanname naar de volgende, maar het blijft allemaal acceptabel omdat hij het zo zorgvuldig en mooi doet. Zo klost hij uit dun en breekbaar draad een uiterst kundig en fraai kantwerkje dat de gehele bijna vijfhonderd pagina's blijft boeien.

Maar genoeg over Jacob en Frits! Blijft de vraag of we er nog iets mee kunnen, met dat dichten van Jacob. Het meest fascinerend zijn wel zijn strofische gedichten, waarin hij echt persoonlijk wordt in plaats van lange historische verhandelingen op rijm na te vertellen. Met een strofe kan in dertien uiterst korte regels een verhaaltje worden verteld, een mening worden gegeven, een ontboezeming worden gedaan. Het zijn leuke puzzeltjes om ze te maken, want Jacob schrijft voor dat ze slechts gebruik maken van twee rijmklanken op de volgende manier: AAB AAB AAB AABB. Dat gaat dan als volgt:

Kersten man, wats di ghesciet?
Slaepstu? Hoe ne dienstu niet
Jhesum Christum dinen Here?


Peins, doghedehi dordi enich verdriet
Doe Hi Hem vanghen ende crucen liet,
Int herte steken metten spere?


Tlant daer Hi Zijn bloet in sciet
Gaet al tequiste alsmen siet.
Lacy, daer en is ghene were!


Daer houdt dat Sarracijnsche diet
Die keirke onder zinen spiet
Daerneder, ende doet haer groet onnere.
Ende di en dunkets min no mere?


(Kijk hier voor de vertaling)

Probeer dat maar eens vol te houden. En trouwens ook wat minder te smokkelen met het metrum (het lijkt verdomme Petrarca wel!). Dat eist oefening, in mijn eerste geval met het volgende resultaat:

Vooruit, een Maerlandts rijm te schrijven
In jambisch metrum dan te blijven
Dat is voorwaar een schone taak

Om deze taak te doen beklijven
En niet in angsten te verstijven
Waardoor ik er een zooi van maak


Daarvoor, zonder te overdrijven
(Ik wil het niemand in gaan wrijven)
Is discipline nodig, vaak

Geen taak voor trutten en voor wijven
Die enkel knutselen aan lijven
Maar toegewijd zijn aan een zaak
Die ik na dertien regels staak

Ach! Alle begin is moeilijk, en oefening baart kunst. Deze vloog dus nog behoorlijk uit de bocht, en vertoont alle kenmerken van een uitproberen. Zelfs het gekozen thema laat dat zien. Het is trouwens geen dichtvorm die uren schaven en bijslijpen met zich mee kan brengen. Het lukt of het gaat fout. De tweede poging leverde een aanvaardbaarder resultaat:

Een nieuwe lente, onverwacht
De lucht voelt lenteachtig zacht
De jas kan eindelijk weer open


Het lijkt of na een lange nacht
Plots de natuur met overmacht
Maar eens haar mouwen op wil stropen


Ze trekt haar plan, op eigen kracht
Creëert ze speels een bloemenpracht
Komt alles uit de knop gekropen


Daarna de bomen, bladerdracht
Je krijgt haast zin om langs de gracht
Heel kalm een stukje te gaan lopen
Om dan een ijsje te gaan kopen



Geen opmerkingen:

Een reactie posten